hoe armaturen plaatsen
Een lamp aan het plafond kan voor even maar je kiest toch beter voor geschikte armaturen en bijbehorende lampen. Een armatuur is een draagconstructie met lamphouders, voor één of meerdere lichtbronnen. Armaturen zijn vaak een investering waardoor ze niet meteen geplaatst worden. Lees hier hoe je deze kan plaatsen.
PLAN
Voor je halsoverkop te werk gaat, plan je het best je elektrische situatie. En je mag dat gerust letterlijk opvatten. Bij elke wijziging of vernieuwing van je elektrische installatie is er immers een keuring nodig. Voor die keuring heb je een eendraadsschema én een situatieplan van de elektriciteit in je huis nodig.
Deze kan je zelf maken, of eventueel aanpassen, maar het is een werkje dat je het best aan een elektricien overlaat. Zij kennen de gangbare symbolen en situaties. Hiermee kan je dan aan de slag om je elektriciteit te leggen.
VERLICHTING INSTALLEREN
Het aansluiten van een lamp is in principe niet moeilijk. Je moet gewoon de kleurcode volgen. Koppel de blauwe neutrale geleider aan die van de lamp en doe hetzelfde met de bruine fasedraad.
Er ligt ook altijd een aarding klaar. Deze heb je slechts in een beperkt aantal gevallen nodig. Als er een aan de lamp is voorzien, sluit je die natuurlijk aan. Is die er niet, knip dan de aardingsdraad vooral niet af. Deze kan later nog van pas komen. Sluit hem veilig af en steek hem weg in je vals plafond of in je plafondkap.
MEERDERE KABELS
Een lichtpunt kan meerdere lampen bevatten, zoals bij inbouwspots. Er komen dan meerdere kabels uit het plafond. Maar dat is zeker geen probleem. Het gemakkelijkst is dat je alle kabels doorlust en een aparte geleider voorziet naar de lamp.
Het doorlussen doe je het best met lasklemmen. Dit is een veilige en gemakkelijke manier om de kabels te verbinden. De geleiders die je extra voorzien hebt, kan je dan aan de lamp aansluiten. De verbindingen steek je weer weg in je vals plafond of in je plafondkap.
SCHAKELSCHEMA'S
ENKELVOUDIGE SCHAKELING
Heb je een lichtkring met één schakelaar, dan is het schema heel eenvoudig, zeker bij enkelvoudig onderbroken schakelaars.
Daar onderbreek je enkel de fasedraad, degene die meestal een bruine kleur heeft. De andere draden, de blauwe nulgeleider en de geel-groene aardingsdraad, lus je dan door tot aan het licht. Druk je de schakelaar in, dan wordt de fase onderbroken en gaat de lamp uit.
WISSELSCHAKELING
Wil je een lamp op twee plaatsen bedienen, dan is dat zeker ook geen probleem. Hiervoor gebruik je een wisselschakeling. Ook hier wordt weer enkel de bruine fasedraad onderbroken. Tussen de twee wisselschakelaars liggen dan twee fasedraden, het liefst niet in een bruine kleur, maar een andere kleur zoals rood, zwart of grijs.
Een wisselschakelaar wisselt dan tussen de twee schakeldraden. Zo wordt de stroom onderbroken of doorgevoerd tot aan de lamp.
KRUISSCHAKELING
Wil je je licht met drie schakelaars bedienen, dan plaats je tussen de twee wisselschakelaars nog een kruisschakelaar.
De schakelaar wisselt tussen de twee spanningsdraden. In de ene positie schakelt hij de schakeldraden parallel door, in de andere positie kruist hij de schakeldraden. Zo wordt de stroom op dat punt dan al doorgevoerd of onderbroken.
AANSLUITEN
ENKELPOLIGE SCHAKELAAR
Een hal valt niet onder de categorie van vochtige ruimtes in huis, dus is een enkelpolige schakelaar voldoende als je een of meerdere lampen met slechts één schakelaar wil bedienen. Bepaal, voor je alles aansluit, welke kabels van je elektriciteitskast komen en welke naar je lamp lopen.
De geel-groene aardingsdraad en de blauwe nulgeleider laat je gewoon doorlopen. Verbind ze op een veilige manier, bijvoorbeeld met lasklemmen. Enkel de fasedraad, in de meeste gevallen bruin, onderbreek je. De kabel die van de elektriciteitskast komt, steek je in de holte waar het symbool L1 op staat, de kabel die naar de lamp loopt, steek je in de opening waar 1 op staat. Zo is de schakelaar correct verbonden.
WISSELSCHAKELAAR
Een wisselschakelaar gebruik je bij een wisselschakeling, als je een lichtpunt dus op twee plaatsen wil bedienen, of op het begin en het einde van een kruisschakelaar. Ook hier lus je de neutrale blauwe geleider en de geel-groene aardingsdraad gewoon door tot aan de lamp. Enkel de bruine fasedraad wordt onderbroken.
Op een wisselschakelaar sluit je de fasedraad aan die van de elektriciteitskast komt of naar je lamp gaat. Die sluit je aan waar het symbool ‘L’ staat, het symbool voor de fasedraad. De schakeldraden, meestal rood en zwart, sluit je aan op de aansluitingen waarop 1 en 1’ staat. Sluit telkens dezelfde kleur schakeldraad op hetzelfde symbool aan.
KRUISSCHAKELAAR
Een kruisschakelaar zet je tussen twee wisselschakelaars als je je lichtpunt op meer dan twee plaatsen wil bedienen. Tussen de wisselschakelaars plaats je dan kruisschakelaars. Hierop sluit je enkel schakeldraden aan. De nulgeleider en de aarding lus je weer door tot aan je lamp.
Je hebt twee sets schakeldraden die toekomen aan je kruisschakelaar. Hou deze sets bij elkaar. In de eerste en de laatste opening sluit je dan de schakeldraden aan die van de ene schakelaar komen, en in de twee openingen in het midden komen dan de andere schakeldraden. Zorg er wel voor dat je de kleuren steeds bij elkaar houdt.