Ventilatieventielen en -roosters correct bepalen en inregelen
Zorg voor een goede mix tussen comfort en optimale ventilatie
In het artikel ‘Hoe een keuze maken in ventilatieventielen en -roosters?’ bekeken we welke criteria een goed ventilatieventiel en -rooster bepalen en waarmee u als installateur rekening moet houden. In dit artikel gaan we daarop verder: hoe installeert en onderhoudt u de ventielen zodat ze correct en efficiënt werken?
Criteria
Er zijn een aantal vereisten waar het ventiel moet aan voldoen voor een goede werking. Denk daarbij aan geluidsproductie, debiet en weerstand. Die criteria zullen ook steeds terug te vinden zijn in de technische fiches.
Gemiddelde open stand
Bij de bepalingen van die criteria zullen we dat steeds proberen te doen in de gemiddelde open stand van het ventiel. Bij elk ventiel kan u immers de opening aanpassen, waardoor er in de NBN D50.001 en de STS-P 73-1 gesproken wordt over RAO en RTO. RAO betekent regelbare afvoeropening en RTO betekent regelbare toevoeropening.
Waarom kiezen we dan voor de gemiddelde open stand? Dat heeft voornamelijk te maken met de inregeling van de ventielen.
We weten dat we elk ventiel een beetje zullen moeten aanpassen: het kan meer gesnoerd (dichtgedraaid) of meer opengezet worden. Omdat we de ventielen bepalen bij onze berekening is het belangrijk dat we de weerstanden kunnen bepalen die door een ventiel gegenereerd worden.
Daarom gebruiken we de gemiddelde open stand, zodat u bij de inregeling (beetje snoeren, beetje open zetten) ongeveer weer terug komt op de gemiddelde standen van de ventielen in het volledige kanalennetwerk. De bepaling van de weerstanden is dus bij benadering correct bij de ventielen.
Geluidsnormen
De maximale geluidsproducties van een ventiel liggen vast in de normering NBN S 01-400-1. Hieronder vindt u een uittreksel uit deze normering:
De Belgische norm legt een maximale overschrijding van het achtergrondgeluid vast om geluidshinder van een bron buiten de ruimte te vermijden in slaapkamers en woonkamers (ventilatorlawaai of stromingsgeluiden).
Voor een normaal akoestisch comfort bedraagt die overschrijding 3 dB in slaapkamers en 6 dB in woonkamers. Daarnaast geeft de norm ook maximale waarden op voor het installatielawaai in ruimtes die luidruchtige systeemcomponenten bevatten, zoals ventilatoren en extractie- en/of pulsieventielen.

Normaal en verhoogd akoestisch comfort
U merkt dat de keuze bestaat uit normaal akoestisch comfort en verhoogd akoestisch comfort. Die keuze zal gemaakt worden door het bouwteam en/of de architect. Als dat niet het geval is, en het dus niet aangegeven is in het bestek, heeft u zelf de keuze. Uiteraard geldt: hoe lager het geluidsniveau, hoe comfortabel voor de bewoners. Omdat niet iedereen geluid ervaart op dezelfde manier, is het een goed idee om te streven naar een geluidsniveau dat lager ligt dan het verhoogd akoestisch comfort.
Debietbepaling
Om het debietbepaling kijken we naar de algemene regels zoals opgenomen in de normering NBN D50.001. Die geeft aan om de oppervlakte van een ruimte te vermenigvuldigen met 3,6. Ligt de uitkomst daarvan lager dan het opgegeven minimum, dan houdt u het best rekening met de minimale vereisten. Indien gewenst kan u ook rekening houden met de beperking zoals opgenomen in de normering.
Weerstand
Het moet een streefdoel zijn om de weerstand zo laag mogelijk te houden. Bij de bepaling van een ventiel en/of rooster zal die een grote invloed spelen. We geven een voorbeeld.
Een woonkamer heeft een oppervlakte van 41 m². Het debiet dat we nodig hebben in pulsie is 41m² x 3,6 = 147,60 m³/h (afgerond tot 148 m³/h).
Het ventiel heeft 26 standen, dus de gemiddelde open stand is 13. We weten ook dat het ventiel maximaal 75 m³h aankan, dus zullen we opteren om twee ventielen te voorzien in de woonkamer. Zo zijn een optimale spoeling en een aanvaardbaar geluidsniveau gegarandeerd.
Een kruising op de stand 13 resulteert in een geluidsniveau tussen 27 dB(A) en 30 dB(A). Dat valt dus binnen de beperkingen zoals opgenomen in de normering NBN S 01-400-1. De weerstand die gemaakt wordt door het ventiel ligt op 23Pa, wat zeker aanvaardbaar is. In onze opstelling maken de ventielen in de woonkamer dus 46Pa. U merkt dat dit allemaal binnen de aanvaardbare geldige normeringen valt. In dit geval kunnen er dus bijvoorbeeld drie ventielen in de woonkamer geplaatst worden. Dat zou betekenen dat er ongeveer 50 m³/h per ventiel nodig is om het debiet van 148m³/h te behalen.
Ander voorbeeld
In dit voorbeeld is er ook een kruising op stand 13, maar er zijn een aantal belangrijke verschillen. Zo bevindt het geluidsniveau zich nu tussen 22 dB(A) en 25 dB(A). Een nog groter verschil is de gemaakte weerstand van het ventiel. Die bedraagt nu maar 11 Pa per ventiel, met als gevolg dat er voor drie ventielen maar 33 Pa weerstand is.
Dat is een winst van van 13 Pa ten opzichte van twee ventielen. Bij toevoer is het van groot belang ervoor te zorgen dat het geluidsniveau zo laag mogelijk is en dat de weerstand zo laag mogelijk is (aangezien weerstand geluid veroorzaakt). U merkt dat het gebruik van drie ventielen goed scoort op beide vlakken.
Werkingskost
Een andere voordeel is dat een lagere weerstand ervoor zorgt dat onze ventilatie-unit minder opgenomen vermogen zal hebben, omdat hij een lagere weerstand moet overbruggen. Hier komt ook de werkingskost in het vizier. Hoe lager het opgenomen vermogen, hoe lager de energierekening zal zijn voor de bewoner of eigenaar. Ook de levensduur van een mechanische ventilator zal langer zijn bij minder omwentelingen. Een lager opgenomen vermogen is bovendien aan te raden om tot een goed E-peil te komen. In de STS-P 73-1 is duidelijk opgenomen dat de ventilatoren moeten gemeten worden naar het opgenomen vermogen.

Inregeling van ventielen en/of roosters
Een belangrijk aspect voor installateur is het gemak van inregeling van de ventielen of roosters. Door de band genomen kunnen we stellen dat een ventiel sneller en eenvoudiger is in te regelen dan een rooster. Bij een rooster is het gebruik van een constantvolumeklep aan te raden.
Opgelet met het gebruik hiervan: u moet de weerstand die dat element zal maken ook opnemen in de berekening van de drukverliezen. Een constantvolumeklep zal u helpen om snel een rooster in te regelen; u kan immers het gewenste debiet instellen op die kleppen, zodat voor het rooster zelf enkel nog een fijnregeling moet gebeuren.
Een manuele regelklep is ook een optie, maar die moet dan wel toegankelijk zijn. Een constantvolumeklep schuift in de buis. Bij beide opties geldt echter dat het element minimaal één meter verwijderd moet zijn van het rooster en/of ventiel.
Zoals eerder aangehaald zijn ventielen voorzien van standen. Die zijn uiteraard afhankelijk van fabrikant tot fabrikant. Sommige fabrikanten voorzien ook complete legplannen en berekenen een voorinstelling van het ventiel.
Wat belangrijk is, is dat de ventielen kunnen worden verankerd op de ingeregelde stand. Zo zal er het ingestelde debiet niet aangepast worden wanneer bijvoorbeeld de bewoner de ventielen reinigt.
Middenstand
Het is aangeraden om alle ventielen op de middenstand te plaatsen voor u begint met de inregeling.
Dat zal helpen om een volledige drukverdeling in het complete systeem te verwezenlijken, zodat u daarna nog slechts minimale aanpassingen dient te maken per ventiel en zo uw inregelingstijd kan inkorten.
Uiteraard is één inregeling niet voldoende en moet u sowieso nog een controle uitvoeren na de initiële inregeling.
Momentopname
Omdat een inregeling een momentopname is, is het aangeraden om op de binnenzijde van het ventiel te noteren welk ventiel het is en op welk debiet het is ingeregeld. Zo vermijdt u dat er na de inregeling nog mensen de ventielen verwijderen en ze op een compleet andere plaats monteren.
Denk bijvoorbeeld aan schilderwerken: die gebeuren vaak na de inregeling en schilders weten meestal niet waar elk ventiel hoort te komen, zeker niet als ze alle ventielen op een hoopje leggen.
Door de markering aan de binnenkant zal u kostbare tijd winnen. Sommige fabrikanten zijn daar al op voorzien en hebben die markeringen al aangebracht op hun ventielen. Daarnaast is het goed om steeds een foto te nemen van de gemeten waarden en die bij het inregelingsverslag te voegen. Zo zal de ventilatieverslaggever steeds werken met de juiste waarden.

Onderhoud en levensduur
Het onderhoud van een ventiel en/of rooster valt voornamelijk onder de verantwoordelijkheid van de bewoner van een pand. In wezen is dat onderhoud simpel: even met een vochtige doek rond het ventiel gaan om het weer netjes te maken.
‘Vergeling’
Vaak is dat echter niet voldoende, omdat sommige ventielen gemaakt zijn uit kunststof die na verloop van tijd zal ‘vergelen’. Het verschil met een metalen ventiel of rooster dat voorzien is van een RAL-kleur is na verloop van tijd erg groot, ook al hadden ze in het begin beiden dezelfde kleur.
Vergeling wordt veroorzaakt door micro-organismen (bacteriën) die zich in de lucht bevinden. Wanneer die organismen zich vasthechten aan een oppervlak kan er een biofilm ontstaan die niet altijd schadelijk is, maar wel storend kan zijn, zoals de verkleuring van kunststofventielen aantoont.
Bij geen of slecht onderhoud bestaat de kans ook dat er geurhinder ontstaat. Dat fenomeen zal het meest voorkomen bij toevoerventielen, uiteraard pas na lange tijd van geen onderhoud.
Er zijn fabrikanten op de markt die ventielen aanbieden die dat tegengaan, de zogenaamde antibacteriële ventielen of roosters.
Er bestaan twee varianten: de passieve bescherming en de actieve bescherming.
Passieve bescherming
Bij passieve bescherming wordt er een bepaalde oppervlaktestructuur aangebracht die de hechting van bacteriën grotendeels zal beletten of vermijden. De bekendste vormen hiervan zijn teflon en gepolijst RVS.
Actieve bescherming
Actieve bescherming geniet zeker de voorkeur. De meest voorkomende vorm hiervan is een kunststof (bijvoorbeeld ASA) waaraan een additief wordt toegevoerd.
Daarvan bestaan vier varianten: organische biociden, zilvergebaseerde additieven, koper en fotokatalystische titaniumoxide (heeft uv-stralen nodig om te werken).
Conclusie
U merkt dat een simpel eindstuk in een ventilatienet behoorlijk wat invloed heeft op het volledige ventilatiesysteem. Die invloed wordt soms onderschat, omdat er gekeken wordt vanuit een bepaalde invalshoek. Als we alle beschreven factoren ter harte nemen zullen we komen tot goede ventilatie-installaties die op alle vlakken goed scoren. We merken ook dat de ventilatiemarkt in België steeds evolueert door innovatieve fabrikanten.
Met dank aan: Renson, Vasco en Zehnder Group