WAT HEEFT EEN GOED BIM-OBJECT NODIG?
GOEDE BIM-CONTENT KAN BUILDING INFORMATION MODELLING NAAR HOGER NIVEAU TILLEN
Om BIM-objecten op één lijn te brengen met de manier waarop de digitale modellenbouw vandaag gebeurt, of optimaal zou moeten gebeuren, zijn er nog op heel wat vlakken verbeteringen nodig. Om over goede BIM-content te spreken, zijn volgende eigenschappen essentieel.
1. STANDAARDISATIE
Standaardisatie en continuïteit zijn essentiële aspecten voor het slagen van om het even welk BIM-project.
Objecten moeten in dat opzicht niet enkel over de juiste eigenschappen beschikken; ook hun gedrag moet op een consequente manier vastgelegd worden. Dat wilt zeggen dat objecten van eenzelfde categorie in eerste instantie over dezelfde basisinformatie omtrent hun opbouw moeten beschikken, maar dat bijvoorbeeld ook de uitgangspunten voor geometrische bewegingen op dezelfde manier bepaald moeten zijn. Zo is het belangrijk dat alle deuren in dezelfde richting draaien of dat ze, indien ze breder worden gemaakt, ook allemaal op dezelfde manier aangepast worden (bv. van het midden uit in plaats van langs de linkerzijde).

Zowel in de opbouw van BIM-bibliotheken als in die van de objecten zelf is er vandaag echter nog een groot gebrek aan ofwel standaardisatie, ofwel de toepassing van reeds bestaande standaarden. Objecten bevatten niet altijd de relevante eigenschappen en modelleerafspraken verschillen van fabrikant tot fabrikant.
Dat er hieromtrent voorlopig nog steeds geen algemeen geldende (Europese of nationale) standaard is opgesteld, draagt uiteraard bij aan het probleem, maar het is niet onoverkomelijk. Er bestaan immers ook softwarespecifieke standaarden, die wel al een relatief breed draagvlak hebben. Naar de toekomst toe wordt er ondertussen zowel op Europees niveau - binnen CEN/TC 442 - als op nationaal niveau - binnen CLUSTER BIM van het WTCB - aan verdere afspraken rond producteigenschappen en classificaties gewerkt.

2. FUNCTIONALITEIT
Heel wat BIM-objecten worden vandaag ontwikkeld vanuit het esthetische ideaal van de fabrikant. In die optiek moeten de objecten mooi zijn en visueel zo goed mogelijk de realiteit weerspiegelen.
Maar in essentie is het visuele slechts een randverschijnsel van het BIM-object. Wat centraal staat, zijn de data die dergelijke objecten functioneel maken en de nodige basis bieden voor toepassingen zoals clashdetection en dynamische berekeningen. Tot de informatie die een BIM-object moet bevatten, behoren uiteraard de geometrische, materiaaltechnische en bouwfysische eigenschappen van het bouwdeel, maar het gaat veel verder dan dat. Ook bepaalde plaatsingsvoorschriften en andere regelgeving, gekoppeld aan het object, worden er idealiter in geïntegreerd.
In bepaalde gevallen gebeurt dat vandaag al: door middel van een weblink in de beschrijving van het object wordt de gebruiker rechtstreeks doorverwezen naar de relevante voorschriften. Alleen vereist deze methode nog steeds dat de gebruiker deze informatie zelf verwerkt. Veel beter is het als de data zodanig in het object vervat zitten dat de software zelf kan controleren of er aan de verschillende voorschriften voldaan is. Voor de gebruiker moet het echter wel mogelijk blijven om dergelijke foutmeldingen te negeren of over te schrijven.
Overigens moeten objecten ook in de juiste taal en met de juiste landinstellingen in het model geïntegreerd kunnen worden. De fabrikant moet voorzien dat de informatie aan deze verschillende instellingen aangepast kan worden, maar het is aan de gebruiker om erop toe te zien dat alle objecten in een model ook met dezelfde instellingen worden ingeladen.
Digitale objecten evolueren niet mee met de reele producten en eens een BIM-object gedownload en opgeslagen is, wordt het een dood spoor

3. DETAILNIVEAUS
Dat een BIM-object heel wat informatie moet bevatten, is dus duidelijk. Maar niet al die data zijn op hetzelfde moment aan de orde. Naarmate het bouwproces evolueert, verandert immers ook de informatienood. Volstaat in het begin van het ontwerpproces nog de ruwe geometrie van een deur, dan heeft men bij uitvoering bijvoorbeeld alle informatie over de materialen, het hang- en sluitwerk … nodig. Eén enkel object moet daarom verschillende virtuele outputvarianten omvatten, telkens met een verregaandere graad van detaillering. Deze worden omschreven als de LOD-niveaus, of Levels of Development, waarbinnen zowel de hoeveelheid data (Level of Information) als het grafische detailniveau (Level of Detail) fluctueert.
Een veelvoorkomende fout bij de fabrikantspecifieke BIM-objecten is echter dat de detaillering op al die niveaus te verregaand is. Een object dat tot de laatste schroef uitgemodelleerd is, zal een BIM-model nu eenmaal onnodig zwaar maken en kan uiteindelijk de oorzaak zijn van instabiliteit of onhandelbare modellen. Een grote uitdaging is dan ook om de objecten zodanig op de (mogelijke) informatiebehoeften van de verschillende bouwactoren af te stemmen, zonder ze met irrelevante details te overladen.
4. INTERACTIVITEIT
Een ander belangrijk pijnpunt van de huidige generatie van BIM-objecten is hun gebrek aan interactiviteit. Terwijl de productcatalogi van fabrikanten jaar na jaar geüpdatet worden en innovatie in hun praktijk centraal staat, blijft het in de BIM-bibliotheken doorgaans akelig stil. Digitale objecten evolueren niet mee met de reële producten en eens een BIM-object gedownload en opgeslagen is, wordt het een dood spoor.

Net als de producten zelf moeten de virtuele producten dus blijven evolueren. Praktisch betekent dat dat de BIM-bibliotheken constant geactualiseerd moeten worden en dat objecten ermee in verbinding moeten blijven staan. Door in het object zelf de nodige informatie over de productversie op te nemen, kan het virtuele model dan aan de meest recente versie van de catalogus afgetoetst worden. Blijkt er een nieuwe versie van het object/ product beschikbaar, dan is het aan de gebruiker om te beslissen of het al dan niet vervangen moet worden. Sommige add-ins maken dat vandaag al mogelijk.
Een andere vorm van interactiviteit die in het BIM-object ingebouwd kan worden, is een rechtstreekse link met de fabrikant, waarbij de gebruiker meteen vanuit het object met de relevante persoon contact kan opnemen. Sommige fabrikanten bieden deze mogelijkheid vandaag al in de vorm van onlineplatformen waarop architecten hun model kunnen opladen, maar idealiter wordt het rechtstreeks in het object opgenomen.
5. BETROUWBAARHEID
Ten slotte is het van cruciaal belang dat de informatie die in de objecten is opgenomen, niet alleen correct, maar ook traceerbaar en betrouwbaar is. Het heeft nu eenmaal geen enkel nut om berekening los te laten op een model waarvan de data niet geverifieerd kunnen worden.
Vandaag ontbreekt het de meeste BIM-objecten aan die aspecten. Incorrecte informatie is helaas geen uitzondering en in veel gevallen kunnen gebruikers zonder enig probleem de interne data van het object aanpassen. Hoewel een zekere flexibiliteit op dat vlak misschien gewenst is, is het nefast voor de betrouwbaarheid van het model en leidt het enkel tot problemen in een latere fase van het bouwproces.
Gelukkig is het vandaag wel al mogelijk om de betrouwbaarheid van de interne data van een object met bepaalde software te controleren.