Heb ik een apart laadpunt nodig?
Wie thuis een elektrisch voertuig (EV) wil laden, heeft in principe twee mogelijkheden: ofwel wordt het voertuig geladen via een klassiek stopcontact (mode 2), ofwel wordt er een apart laadstation geplaatst (mode 3).
Mode 2
Bij mode 2-laden wordt er via een standaard, geaard huishoudelijk stopcontact geladen. Vroeger gebeurde dat al eens rechtstreeks met de kabel uit het voertuig (het zogenaamde mode 1-laden), maar vandaag moet daarvoor steeds gebruikgemaakt worden van een laadkabel met geïntegreerde IC-CPD (In-Cable Control and Protecting Device). Die IC-CPD zorgt voor de beveiliging van de laadinfrastructuur enerzijds en de communicatie tussen voertuig en laadpunt anderzijds, en je herkent die aan het bakje dat aan de kabel hangt.
Omdat mode 2-laden gebruikmaakt van de bestaande infrastructuur, is het erg laagdrempelig, al heeft het ook een aantal cruciale beperkingen. Zo kan er enkel monofasig geladen worden en wordt de stroom het best beperkt tot 10 A, wat tot lange laadtijden kan leiden. Hoewel laden aan 16 A in theorie ook kan, is dat volgens de norm voor stopcontacten slechts gedurende één uur toegestaan. Regelmatige, langdurige belastingen met hoge stroom leiden immers tot degradatie van de contactbussen en gevaarlijke opwarming van het stopcontact.
Verder is mode 2-laden niet in alle omstandigheden mogelijk. Sommige voertuigen en laadkabels laten het enkel toe indien er een nulgeleider gedetecteerd wordt. Is uw klant aangesloten op het 3,230 V-net, dan is het dus mogelijk dat mode 2-laden niet, of toch niet zonder scheidingstransformator, lukt.
Mode 3
Voor mode 3-laden wordt er in of naast de woning een extra laadpunt geïnstalleerd. Dat is voorzien van een vaste kabel of ingebouwd stopcontact, alsook de nodige veiligheids- en communicatiemodules. Omdat het laadpunt rechtstreeks op de elektrische kast is aangesloten, kan er, afhankelijk van de aansluiting op het net, zowel eenfasig als driefasig geladen worden. Er gelden ook geen bijkomende beperkingen inzake de stroomsterkte. Als de wagen en netaansluiting het toelaten, zal een laadpaal 1f-16 A dus wél aan 16 A kunnen laden. Een laadpaal 1f-32 A doet dat aan 32 A ... In de meeste gevallen kan er dus aanzienlijk sneller geladen worden dan bij mode 2. Daartegenover staat dan weer wel dat de plaatsing van een mode 3-laadpunt een aanpassing van de elektrische installatie, en bijgevolg ook een nieuwe keuring, vergt.
Dagelijks verbruik is doorslaggevend
Of uw klant effectief een apart laadpunt nodig heeft, hangt in grote mate af van hoe snel hij zijn wagen wil of moet laden. Wie dagelijks amper 20 km rijdt, zal met mode 2-laden misschien geen enkel probleem ondervinden; wie meer flexibiliteit wenst of de wagen dagelijks volledig moet laden, kiest beter voor mode 3. In het kaderstuk Hoe snel kan ik laden? werken we enkele voorbeelden uit.
