Alles over het (vernieuwde) mobiliteitsbudget
De invoering van het ‘nieuwe’ mobiliteitsbudget kadert in de sinds januari 2022 van toepassing zijnde, fiscale hervormingen voor bedrijfswagens. De bestaande principes van het mobiliteitsbudget bleven behouden, maar werden het voorwerp van fiscale herstructureringen.
Mobiliteitsbudget concreet
In november 2021 keurde het Parlement de wet Van Peteghem goed. Een wet die de vergroening van het Belgische wagenpark moet stimuleren. Naast het fiscale luik rond o.m. de aftrekbaarheid van voertuigen, resulteerde deze wetgeving ook in een herstructurering van het wettelijk kader rond het mobiliteitsbudget. Vanaf januari 2022 wordt dus een uitbreiding van de voordien al in voege zijnde regelgeving rond dat mobiliteitsbudget gehanteerd.
Met die ‘uitbreidingen’ worden werknemers, die firmawagengerechtigd zijn, nog nadrukkelijker gestimuleerd om voor ‘groenere’ modellen te kiezen. Of aangepord om te switchen naar andere – wat men noemt – ecologische transportmodi.
Daarvoor wordt het mobiliteitsbudget uitgebreid met parkeerkosten op parkings om daarna de reis verder te zetten met openbaar vervoer. Naast uitbreidingen en versoepelingen zien we ook geleidelijke aanscherpingen van de regels. Want vanaf 1 januari 2026 zal een auto (lokaal) CO2-neutraal moeten zijn om nog als een groene bedrijfswagen aanzien te worden.
Het nieuwe mobiliteitsbudget mag dan al minder complex en attractiever zijn … de gebruikers van firmawagens begrijpen de boodschap. Ofwel kiezen ze voor (veel duurdere) auto’s met een zo laag mogelijk (theoretisch) CO2-cijfer, ofwel wordt de transitie naar duurzamere transportmodi een feit.

Drie pijlers
Werknemers mogen hun mobiliteitsbudget besteden in drie pijlers met elk hun typische sociale en fiscale behandeling. Met Pijler 1 kiest men voor een groene bedrijfswagen met maximale CO2-uitstoot van 95 g/km. Met Pijler 2 kiest men niet voor een firmawagen maar voor omschakeling naar duurzamere transportmodi of zelfs tussenkomst in woonkosten. Met Pijler 3 recupereert men cash dat deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet benut voor de financiering van een groene of CO2-neutrale bedrijfswagen.
Mocht de werkgever voorheen nog kiezen welke pijlers hij zijn personeelsleden wou aanbieden, dan moet er vanaf januari 2022 verplicht een item uit Pijler 2 in het aanbod zitten. Voor alle duidelijkheid: als werknemer kan de beschouwing van de onder Pijler 2 opgesomde alternatieven heel knap lijken. Temeer nu nog blijkt dat de werkgever verplichtingen wordt opgelegd met betrekking tot Pijler 2. Het betekent echter niet dat werkgevers verplicht worden om het complete pakket aan attractieve tussenkomsten aan te bieden.

Pijler 2: Meer alternatieven
Pijler 2 heeft hoofdzakelijk betrekking op het item duurzame mobiliteit. Vanaf 2026 moeten alle voertuigen beschouwd binnen het kader van Pijler 2 emissievrij zijn. CO2-neutraliteit die dan overigens geldt voor zowel auto’s als gemotoriseerde tweewielers. Met werknemerskeuze voor een groenere firmawagen. Of voor de omschakeling van firmawagen naar duurzamere transportmodi tot en met eventuele tegemoetkoming in de kosten die de huisvesting teweegbrengt. Concreet mag gesteld worden dat werknemers hun mobiliteitsbudget aan meer alternatieven kunnen besteden.
Huisvestingskosten
Voorheen konden enkel interesten teruggevraagd worden via het mobiliteitsbudget. Sinds januari 2022 komt het volledige aflossingsbedrag van de hypothecaire lening daarvoor in aanmerking. Dat blijft overigens niet beperkt tot kosten met betrekking tot kapitaalsaflossingen en hypotheekinteresten; ook huurlasten komen daarvoor in aanmerking. De afstand tussen woon- en werkplaats werd inmiddels uitgebreid tot 10 km.
Concreet mag gesteld worden dat werknemers hun mobiliteitsbudget aan meer alternatieven kunnen besteden
Kosten voor fietsers en voetgangers
Financiering via een lening voor de aanschaf van een fiets (of duurdere elektrische fiets) is mogelijk. Ook stallingkosten en bedragen voor het aanschaffen van niet-verplichte uitrusting zijn in het mobiliteitsbudget opgenomen. Uitrusting die zichtbaarheid en bescherming verhogen van gebruikers van de zogenaamde zachte mobiliteit, kan dus in aanmerking komen. We denken daarbij aan fietshelmen en fluohesjes.
Noteer trouwens dat ‘elektrische voortbewegingsmiddelen’ – lees elektrische steps – beschouwd worden als zachte mobiliteit. Voor wie te voet van en naar zijn werkplek gaat: weet dan dat een voetgangerspremie voor woon-werkverkeer onderdeel uitmaakt van Pijler 2.
Voor voetgangers geldt een kilometervergoeding van maximum 0,24 euro voor de woon-werkafstand. Die geldt trouwens niet enkel voor voetgangers maar ook voor gebruikers van step, monowheel of rollator. Overigens werd de categorie voertuigen uitgebreid met driewielers en vierwielers met elektromotor en gesloten passagierscompartiment

Kosten met betrekking tot gebruik openbaar vervoer
In Pijler 2 komen ook de abonnementskosten voor het openbaar vervoer in aanmerking. Belangrijk hier is dat de becijfering van die kosten rekening moet houden met alle inwonende gezinsleden van betreffende werknemer. Voor de werknemer zelf hoeft het abonnement niet gelinkt te zijn aan zijn woon-werkverkeer. Ook parkeerkosten die voortvloeien uit het gebruik van het openbaar vervoer kunnen worden ingebracht.
Pijler 1: Geleidelijke verstrenging
Geleidelijke aanscherping van – in hoofdzaak – onder Pijler 1 ressorterende bepalingen laat geen twijfel over wat de handhaving van het toekomstige mobiliteitsbudget op korte termijn brengen zal. We zien alvast dat om vanaf 2026 van een groene auto te mogen spreken, die dan aan de CO2=0-voorwaarde moet voldoen. Alle niet volledig elektrische wagens zullen vanaf 2026 – hoe milieuvriendelijk ze ook zijn – niet meer voldoen aan de omschrijving ‘groen’.
Deze ‘groene kwalificatie’ lijkt geheel in overeenstemming met de nieuwe fiscale regelgeving voor bedrijfswagens. Nog dit: deze vanaf 2026 in voege tredende groene bepaling heeft ook betrekking op scooters, gemotoriseerde tweewielers en huurauto’s. Voertuigen die in Pijler 2 onder de noemer ‘zachte mobiliteitsvoertuigen’ vallen.

Behoud van het recht op een verloningswagen
Wie vanaf 1 januari 2022 in aanmerking komt voor een bedrijfswagen, kan onmiddellijk instappen en hoeft niet – zoals voorheen - 12 maanden te wachten. Concreet betekent dit dat alle werknemers nu gelijke rechten krijgen op het mobiliteitsbudget. Waardoor het niet langer nodig is om gedurende een bepaalde periode een bedrijfswagen gehad te hebben of recht te hebben gehad op een bedrijfswagen.
Dus eens men het recht heeft op een verloningswagen, mag men dus kiezen voor een mobiliteitsbudget. Niet mis te verstaan evenwel: het recht op een bedrijfswagen voor de betrokkene blijft bestaan, er ‘moet’ niet voor het budget gekozen worden. Betreffend recht is ook geen uitbreiding naar werknemers die geen recht hebben op een verloningswagen.

Nieuwe minima en maxima
Om misbruiken te voorkomen werden er minimum- en maximumbedragen bepaald voor het nieuwe mobiliteitsbudget. Op jaarbasis moet dat minimaal 3.000 euro bedragen. Maximum mag dat mobiliteitsbudget een vijfde zijn van het bruto jaarloon van de werknemer. Dit laatste met een plafond van 16.000 euro.