INSTALLATIE ROOKMELDER AFHANKELIJK VAN TE BEVEILIGEN RUIMTE
Rookmelders redden levens
Hedendaagse bouwmaterialen zorgen ervoor dat er, zodra een woning of gebouw ten prooi is gevallen aan een brand, veel minder tijd nodig is dan vroeger vooraleer een ruimte in lichterlaaie staat. Een rookmelder of -detector is onontbeerlijk om iedereen tijdig te waarschuwen. Het apparaat slaat alarm na de detectie van rookdeeltjes die kunnen wijzen op een brand. Rookmelders kunnen zelfstandige apparaten zijn, maar steeds vaker worden ze aangesloten op een alarmsysteem. Er bestaan zowel netgestuurde rookmelders als apparaten op batterijen.
ROOKMELDERS BEWIJZEN HUN NUT

Jaarlijks zijn er bij benadering 12.000 woningbranden in België. Elk jaar sterven hierbij gemiddeld 69 mensen. De meeste brandslachtoffers zijn in feite rookslachtoffers. Als er 's nachts brand uitbreekt, is er weinig kans dat men op tijd wakker wordt. De reukzin van de mens is namelijk niet actief tijdens het slapen. Rook is niet alleen gevaarlijk door de verstikkende gassen, het verduistert de ruimte in een razendsnel tempo, wat slachtoffers desoriënteert. Gemiddeld heeft iemand zo'n drie minuten de tijd om de woning te verlaten. Een tijdige alarmering kan dus potentiële slachtoffers in staat stellen om de getroffen ruimte alsnog te verlaten. Rookmelders bewijzen daarom beslist hun nut. Er zijn twee grote types rookmelders te onderscheiden: ionische en optische. Daarnaast zijn er ook nog temperatuursensoren.
TYPES ROOKMELDERS
Ionische rookmelders
Dit type van rookmelder maakt gebruik van een kleine en heel zwakke radioactieve bron die een ionenstroom opwekt. Zodra rookgassen de detector binnendringen, verminderen ze de geleidbaarheid van de geïoniseerde lucht. De elektronische schakeling zorgt dan voor de activering van het alarmsignaal.
Optische rookmelders

Optisch of ionisch?
Sinds 1 november 2010 is de verkoop en invoer van ionisatierookmelders bestemd voor particulier gebruik niet langer toegelaten. Vanaf 1 januari 2020 is ook het particulier gebruik ervan niet langer toegelaten. Een optische rookmelder reageert dan ook beter op smeulende branden, terwijl een ionische slechts reageert bij branden met een echte vlam. Voor woningen zijn optische rookmelders dus veel beter aangewezen. Veel branden ontstaan namelijk 's nachts uit smeulende stoffen. Belangrijk om te weten is dat de ionische melder altijd gebruikt wordt in combinatie met een brandmeldcentrale waardoor hij opereert als objectbeveiliging. De optische rookmelder is werkzaam als persoonsbeveiliging en dus in plaatsen waar er geen brandmeldcentrale is geïnstalleerd (residentiële bouwdelen).
TEMPERATUURSENSOREN
Thermische melders vereisen meerdere detectiepunten bij hetzelfde oppervlak als bij rookmelders. Wat enigszins als nadeel spreekt voor de thermische brandmelders, is de reactietijd. Wanneer er een abnormale temperatuurstijging waargenomen wordt, is de kans groot dat een beginnende brand al aanzienlijk in proportie is toegenomen. In het segment van deze brandmelders zijn er twee groepen: de gewone detector en de thermovelocimetrische detector.
Gewone detector

of als de keuken zich in/op de vluchtweg bevindt
doen hittemelders dienst.
Thermovelocimetrische detector
De thermovelocimetrische (TVC) detector produceert een alarmtoon wanneer er zich een zekere temperatuurstijging voordoet binnen een bepaalde tijdspanne. Dergelijke toestellen kunnen ook ingesteld worden op een vooraf ingestelde maximumtemperatuur (bijvoorbeeld 57, 75 of 90 °C).
NIEUWSTE ONTWIKKELINGEN
Een recente innovatie is het inzetten van detectoren die met behulp van een stemgeluid precieze informatie kunnen geven over wat er gedetecteerd wordt. Afzonderlijke rookmelders kunnen op hun beurt enkel melden wat er in de directe omgeving wordt waargenomen, terwijl onderling verbonden rookmelders meer bescherming bieden omdat elk alarm je op de hoogte kan brengen over de locatie waar het gevaar zich voordoet. Indien het systeem rookontwikkeling beneden in het huis detecteert, bijvoorbeeld, zal elke melder met de gesproken boodschap dit kunnen doorgeven. Het systeem is ook in staat om het signaal door te sturen naar een mobiele telefoon of tablet. Doorgaans worden melders ook meer en meer uitgerust met een oriëntatieled, wat een absolute meerwaarde betekent in het geval van rookontwikkeling of brandalarm tijdens de nacht.

Klassieke centrale
Een klassieke centrale deelt de aangesloten systemen op in zones. Het paneel kan zo verdeeld zijn in twee, vier, acht of twaalf zones, waarbij diverse elementen zoals detectoren of klassieke drukknoppen er na elkaar op worden aangesloten. Zodra er een drukknop wordt geactiveerd of een detector rook begint waar te nemen, dan gaat de sirene af die als uitgang op het systeem is aangesloten. Dit principe is dus van het conventionele type en biedt een goede oplossing op het vlak van prijs/kwaliteit. Toch is het systeem niet voor elke situatie geschikt. Als drie melders actief zijn in één bepaalde zone en er een alarmsignaal optreedt, dan geeft de centrale enkel weer in welke zone er een probleem is opgetreden. Op die manier weet men dus niet bij welke detector of drukknop het signaal initieel vertrokken is. Een adresseerbare centrale kan hierbij soelaas brengen.
Adresseerbare centrale
Dit type centrale werkt volgens een gesloten kring; een lusstructuur waarbij iedere aangesloten module van het netwerk een uniek adres ter beschikking krijgt. Wanneer een aangesloten detector iets ontdekt heeft, kan men (via het scherm) op de centrale te weten komen om welke detector het gaat. Het gevaar valt zo veel preciezer te lokaliseren. Bij de installatie van de centrales gelden er enkele basisregels. De melders en handbedieners moeten bij het conventionele systeem telkens per groep in een en dezelfde zone geplaatst worden.
Bij een adresseerbare speelt de volgorde echter geen rol doordat ze deel uitmaken van een gesloten kring. Bij een foutmelding van de elektrische voeding wordt er bij het conventionele type uitgegaan van een fout op de slechtst mogelijke plaats. Zo dicht mogelijk bij de bron dus. Er mag daarbij nooit méér dan één functie uitvallen.

Doorgaans worden rookmelders geïnstalleerd in slaapkamers en in ruimtes die bestemd zijn als vluchtweg in het veiligheidsplan. Het apparaat dient zo dicht mogelijk in het midden van het plafond te worden geïnstalleerd, en dit op minstens 30 cm van de hoek of de rand om te bevorderen dat de detector de rook het snelst kan waarnemen. Wordt het toestel aan de muur of de wand geplaatst? Dan moet de detector zo hoog mogelijk geïnstalleerd worden, maar dan wel minstens 15 cm en maximaal 30 cm van het plafond verwijderd. Bij een plaatsing aan de muur is het ook aangeraden om de melder op minstens 30 cm van de hoek te positioneren. Het is niet aangewezen om de melder te plaatsen nabij een open venster of een verluchtingsopening, in de badkamer of keuken, in stookplaatsen of in de garage om beïnvloeding van rook, stoom en stof te vermijden die de rookmelder een vals alarm zouden doen geven.
ONDERHOUD
De rookmelder wordt het best geïnstalleerd op een plaats waar de eindgebruiker vlot bij kan voor mogelijke onderhoudstaken. Het is aangeraden om ten minste één keer per maand de rookmelder te testen met behulp van de testknop die zich op het toestel bevindt. Het kan zeker ook geen kwaad om eens met een licht vochtige doek over de rookmelder te gaan om mogelijk stof te verwijderen. Grote hoeveelheden stof en spinnenwebben in de directe omgeving moeten bovendien regelmatig worden verwijderd. Worden er schilderswerken uitgevoerd? Het is dan zeker te vermijden dat het toestel overschilderd zou worden. Gaatjes in het roosterwerk van de melder mogen namelijk nooit opgevuld worden, omdat dit de werking van de detector zal verhinderen. Naargelang van het type van de meegeleverde batterij moet de batterij na een bepaalde periode uiteraard vervangen worden. Bij de meeste courante types moet dit na een periode van tien jaar gebeuren.
Met dank aan: ABB, Gira, Hager, Lobeco Fire+Security,Nest & Schneider-Electric