Hét hulpmiddel voor meer circulariteit in de bouw
Materiaalpaspoorten cruciaal in circulaire economie
Om de transitie naar een circulaire bouwsector te vergemakkelijken en versnellen, worden tal van hulpmiddelen ontwikkeld. Een ervan is een materiaalpaspoort, een tool waarin gegevens worden bewaard over een materiaal, product of gebouw. Omdat het onderzoek naar de mogelijkheden van materiaalpaspoorten nog volop aan de gang is, hield het WTCB een webinar waarbij verschillende sprekers meer uitleg gaven bij de ontwikkelde methodes en de stand van zaken in het onderzoek.
Wat zijn materiaalpaspoorten?
Materiaalpaspoorten zijn een cruciale tool om naar een meer circulaire economie te kunnen evolueren. In een circulaire economie wordt er in de eerste plaats voor gezorgd dat materialen zo lang mogelijk hun waarde behouden. Dat kan door ze op tijd te herstellen, maar ook door ze – wanneer er nog geen mankementen zijn – te gaan hergebruiken in een nieuw project. Een tweede doelstelling van de circulaire economie is om de afvalberg zo veel mogelijk te verkleinen. Afval wordt dan gezien als ‘een materiaal zonder identiteit.’
De industrie is bereid om informatie te delen in een materiaalpaspoort, maar daarvoor is er nood aan een gestandaardiseerde template

Een materiaalpaspoort is een tool die een materiaal, product of constructie als het ware een identiteit geeft. Zo’n paspoort bevat immers relevante en betrouwbare informatie met zowel statische (bv. productiejaar) als dynamische gegevens (bv. herstelcyclus). De concrete vorm en inhoud van een materiaalpaspoort hangen af van de doelstellingen die men met de tool wil bereiken. Daarvoor zijn er immers verschillende mogelijkheden:
- Toekomstige circulariteit verzekeren;
- De meetbaarheid van circulariteit vergemakkelijken;
- De keuze voor circulaire materialen ondersteunen;
- Onderhoud vergemakkelijken;
- De toepassing van nieuwe bedrijfsmodellen (zoals leasing) vergemakkelijken.
Buildings as Material Banks’ (BAMB)
De eerste spreker van de dag was Caroline Henrotay van Leefmilieu Brussel. Zij werkte mee aan het onderzoeksproject ‘Buildings as Material Banks’ (BAMB), waarin onder andere concepten en richtlijnen werden ontwikkeld voor materiaalpaspoorten. Dat BAMB-project heeft zijn doorwerking gekend in verschillende andere initiatieven voor materiaalpaspoorten. Lees er hier alles over.

Product Circularity Data Sheets (PCDS)
Ten tweede nam Hein van Tuijl, algemeen directeur van EPEA Benelux, het woord. EPEA is een onderzoeks- en adviesorganisatie die industrieën helpt om producten te maken die veilig zijn en circulair kunnen worden toegepast.
Nood aan internationale standaardisering
EPEA heeft al sinds de jaren ‘90 ervaring in materiaalpaspoorten en heeft daarbij gemerkt dat een paspoortsysteem alleen maar kan werken als het op een internationaal niveau gestandaardiseerd wordt. Het is vanuit die realisatie dat EPEA heeft meegewerkt aan het BAMB-project. En dat project heeft het ministerie van Economische Zaken in Luxemburg aangezet om te investeren in de internationale standaardisering van materiaalpaspoorten, onder de noemer ‘Product Circularity Data Sheets’ of PCDS.
Belang van PCDS
Die PCDS zijn noodzakelijk omdat er doorgaans wel informatie beschikbaar is over producten, maar die is erg verspreid en wordt niet op een gestructureerde manier aangeboden. Daardoor ontstaan er reeds in de keten onduidelijkheid over de samenstelling van producten. Ook de informatie die er wel is, gaat snel verloren eens het product in zijn gebruiksfase zit. En dat is dan weer problematisch bij afbraak, waar het risico op downcycling om de hoek loert wanneer niet geweten is hoe een materiaal gerecycleerd kan worden. Een bijkomende problematiek is dat er door dat gebrek aan kennis onveilige materialen (onterecht) gerecycleerd worden.

Daarnaast wil men dankzij materiaalpaspoorten een feedbackmechanisme creëren richting de industrie, die zich dan op die gegevens kan baseren om zijn producten te verbeteren op het vlak van circulariteit. Daarom werd reeds tijdens het BAMB-project in gesprek gegaan met de industrie. Uit hun feedback bleek dat er zeker bereidheid is tot het delen van informatie, maar dat de nood voor een gestandaardiseerde template hoog is. Op die manier kunnen fabrikanten tijd en geld besparen, maar is het vooral mogelijk om confidentiële data (bijvoorbeeld uit chemieconcerns of de additievenindustrie) correct weer te geven.
Hoe is zo’n PCDS opgezet?
Het idee van een PCDS is dat elke fabrikant er een kan genereren. De leverancier van het basismateriaal kan dan beginnen met het delen van zijn informatie, waarna de data sheet naar de volgende partij in de keten gaat die dan zijn data toevoegt, enz. Dat gaat zo door tot aan de meest up-to-date informatie die uiteindelijk beschikbaar is op het moment dat het product zijn toepassing vindt. Het is wel belangrijk dat de omgeving waarin die data beschikbaar is dynamisch is. Op die manier kan ook het onderhoud van een materiaal worden toegevoegd aan de PCDS.

CB’23 in Nederland
Jeroen Vrijders van het WTCB verving Marijn Emanuel voor een stand van zaken in Nederland op het vlak van materiaalpaspoorten. Nederland is immers al een tijdje op het spoor van circulariteit en heeft de doelstelling om tegen 2050 circulair te zijn. Aangezien dat ook heel duidelijk de bouwsector omvat, werd het platform CB’23 opgericht om alle partijen met circulaire ambities met elkaar te verbinden. Met het platform wil men tegen 2023 sectorbrede nationale afspraken voor circulair bouwen bekomen.
Paspoorten voor de bouw
Het platform CB’23 ziet circulair bouwen niet als een tool, maar als een middel. Daarmee bedoelen ze dat circulair bouwen moet bijdragen aan het beschermen van materiaalvoorraden, het milieu en de bestaande waarde. Het is vanuit die filosofie dat verschillende initiatieven werden opgericht om op concrete afspraken uit te werken
Twee jaar geleden publiceerde CB’23 al een eerste leidraad, om zo reeds een gemeenschappelijk kader te creëren in verband met die paspoorten. Het ging over de basisprincipes en richtlijnen, maar er werd ook belicht hoe ervoor kan worden gezorgd dat materiaalpaspoorten effectief worden gebruikt. Vorig jaar werd een tweede leidraad gepubliceerd, waarbij diezelfde inhoud werd aangevuld met meer inzicht over de randvoorwaarden en de datastructuur in paspoorten.

In de tweede leidraad werd ook een longlist toegevoegd van alles wat er in een materiaalpaspoort aan bod zou kunnen komen. Tijdens een project kan dan, vanuit die longlist, geselecteerd worden welke informatie precies nodig is in functie van de beoogde doelstelling(en). Het is dus zeker niet de bedoeling dat de volledige lange lijst van informatie wordt ingevuld.
Data Governance
Binnen CB’23 is men recent ook meer aandacht beginnen besteden aan de zogenaamde data governance, of hoe moet worden omgegaan met de beschikbare data in materiaalpaspoorten. Het gaat dan over de structuur en de IT achter het systeem, maar ook de toegankelijkheid. Wie mag waar aankunnen, en vooral, wie mag iets veranderen?

BBRI Material Passport
De laatste spreker van de dag was Michael Moradiellos van Drees & Sommer. Dat bedrijf is al een tijdje actief in het Cradle-to-Cradleprincipe en heeft dus al heel wat concrete ervaring opgedaan in hun projecten.
Materiaalpaspoort als energiepaspoort
Voor Drees & Sommer is een materiaalpaspoort het equivalent van een energiepaspoort, dat als het ware de circulariteit van een materiaal, product of constructie meet. Er wordt informatie gegeven over de gezondheid volgens het Cradle-to-Cradleprincipe, de demonteerbaarheid, de mate waarin materialen nog kunnen gescheiden worden van elkaar, de recycleerbaarheid, enz. Daarbij is het echter cruciaal dat– zoals tijdens de webinar al enkele keren werd aangehaald – die informatie op een duidelijke manier wordt weergegeven. Indien het bijvoorbeeld gaat over een paspoort op gebouwniveau, moeten de verschillende materiaalpaspoorten van de gebruikte bouwmaterialen met elkaar verbonden worden via een platform.
Circulariteitsmeting
Wanneer al die informatie voorhanden is, kan er ook al circulair worden opgetreden tijdens de ontwerpfase en tijdens de assemblage. Want als duidelijk geweten is wat de specifieke eigenschappen zijn van een materiaal of product, is het voor architecten gemakkelijker om circulair te werk te gaan. En dat hoeft zich niet alleen te beperken tot een nieuwbouw.
Aan de hand van een paspoort kan er immers ook gecommuniceerd worden tussen de verschillende actoren in het ontwerp- en bouwproces wanneer een bestaand gebouw wordt aangepakt. In dergelijke gevallen kan een circulariteitsevaluatie gemaakt worden om te bepalen wat de beste optie is: een grondige renovatie of een deugdzame sloop-heropbouw. In een ‘Building Circularity Passport’ wordt onder andere informatie verwerkt over de gezondheid van de gebruikte materialen, de gebouwstructuur, de verbindingstechnieken, enz. Een gebouw kan dus gemakkelijk deel per deel geëvalueerd worden, met voldoende informatie over de gebruikte materialen en wat er idealiter mee wordt gedaan: vernieuwen, recycleren ...
